Werking van een laadstation

RCD

De stroom gaat eerst door de aardlekschakelaar. Deze bewaakt het circuit en schakelt uit zodra er een reststroom (AC) wordt gedetecteerd.
Dit zorgt ervoor dat er geen gevaar is voor mensen of apparatuur in het geval van een storing in de toevoerleiding of het station. De aardlekschakelaar is daarom het eerste veiligheidsnetwerk van het laadstation.

Installatiecontactor

Na de RCD loopt de stroom door de installatiecontactor – in feite een op afstand bediende aan/uit-schakelaar. Hij start en stopt de stroom zodra er een signaal van buitenaf wordt ontvangen, bijvoorbeeld door fasestroomdetectie of de start van het laadproces.

Detectie fasestroom

Het elektriciteitsnet in gebouwen bestaat uit drie zogenaamde fasen, die in balans moeten blijven. Fasestroomdetectie meet of het voertuig te veel stroom trekt uit een of meer fasen. Als het elektriciteitsnet hierdoor uit balans raakt, stuurt het systeem een signaal naar de contactor van de installatie – het laadproces wordt automatisch gestopt om de stabiliteit van het elektriciteitsnet te garanderen.

DC aardlekmodule

Terwijl de aardlekschakelaar de wisselstroom (AC) bewaakt, beschermt de DC aardlekmodule het laadstation aan de voertuigzijde. Het voorkomt dat defecte gelijkstromen (DC) uit het voertuig de huisaansluiting bereiken en daar de elektronica of veiligheidsapparatuur beschadigen.

In sommige inbouwdozen wordt in plaats daarvan een type B RCD geïnstalleerd, die zowel AC als DC reststromen herkent. De aparte DC-module heeft echter een voordeel: hij controleert de situatie opnieuw na een fout en kan in veel gevallen automatisch de werking hervatten – zonder handmatige tussenkomst.

Energiemeter

Als er geen foutstromen worden gedetecteerd, blijft de stroom naar de energiemeter stromen. Hier wordt het werkelijke stroomverbruik gemeten in kWh – d.w.z. alleen de stroom die daadwerkelijk de accu van het voertuig bereikt. Het eigen verbruik van het station wordt niet gemeten, waardoor facturering in overeenstemming met de kalibratiewet mogelijk is. Bestuurders betalen dus alleen voor de energie die daadwerkelijk is opgeladen.

Logging Gateway

De energiewaarden van de meter worden ondertekend en opgeslagen in de logging gateway. Deze ondertekening zorgt ervoor dat de waarden onveranderd en traceerbaar blijven – een belangrijk onderdeel voor een wettelijk conforme werking en transparante facturering van laadprocessen.

Noodcondensator

Als de stroom uitvalt, wordt de werking van het laadstation onderbroken en blijft de stekkervergrendeling actief. Hier komt de noodcondensator om de hoek kijken: deze zorgt ervoor dat de stekker nog steeds kan worden ontgrendeld, zodat de laadkabel veilig kan worden losgekoppeld.

EVCC – het brein van het laadstation

De Electric Vehicle Charge Controller (EVCC) is de centrale regelmodule van het laadstation. Hij communiceert met het voertuig, de DC reststroommodule en de fasestroomdetectie en activeert het laadproces via de installatiecontactor. Kortom: geen enkel laadstation zou werken zonder de EVCC.

Backend

Moderne laadstations hebben ook een backendsysteem dat gegevens van de EVCC en energiemeter doorstuurt naar een cloud via een simkaart of internetverbinding.
Gebruikers en laadprocessen kunnen daar worden beheerd, gefactureerd en gecontroleerd in een softwareprogramma. Meerdere laadstations kunnen zo intelligent in een netwerk worden opgenomen om de beschikbare elektriciteit efficiënt te verdelen – dit is de basis voor slim laadbeheer.

Conclusie

Een laadstation is veel meer dan alleen een stopcontact. Het combineert nauwkeurige meettechnologie, intelligente besturing en de hoogste veiligheidsnormen. Dankzij moderne softwareoplossingen wordt het de spil van een veilige, efficiënte en duurzame laadinfrastructuur.